Antonín Dvořák componeerde zijn Strijksextet in A majeur, Op. 48 (ook gecatalogiseerd als B. 80) in 1878. Het werk bestaat uit vier delen en is geschreven voor twee violen, twee altviolen en twee cello's. Het was Dvoráks eerste stuk dat buiten Bohemen in première ging. In de periode 1875-1879 ontving Dvorak verschillende overheidssubsidies, waardoor hij zich uitsluitend op het componeren kon concentreren. Dit resulteerde in die jaren in een productieve productie, met als een van de werken het Strijksextet. De compositie werd in 1879 uitgegeven door Fritz Simrock.
