Ludwig van Beethoven componeerde zijn Pianotrio in Bes majeur, Op. 11, in 1797. Het werd het jaar daarop in Wenen gepubliceerd, opgedragen aan gravin Maria Wilhelmine von Thun, als onderdeel van een reeks vroege kamermuziekwerken met houtblazers. Het trio is gescoord voor piano, klarinet en cello, waarbij de laatste twee respectievelijk vervangbaar zijn door viool en fagot. Het werk wordt ook wel het "Gassenhauer Trio" genoemd, omdat het derde deel negen variaties bevat van een destijds zeer populair deuntje (een 'Gassenhauer'), dat voortkwam uit een drama giocoso van Joseph Weigl. Dit trio wordt vanwege de ongebruikelijke instrumentatie meestal buiten de rangtelnummering van Beethovens pianotrio's gelaten.